Een eindeloos gedeformeerd schaakbord
Subtitel: Vasarely
Gepubliceerd: 2 oktober 1962 in Vrij Nederland
Het is gemakkelijk over het werk van Victor Vasarely positieve geluiden te laten horen. Gemakkelijk in die zin, dat men zich schaart aan de zijde van zijn groot aantal deskundige bewonderaars. Positief over hem schrijvend loopt men geen gevaar om in scherpe controversen te belanden en dat spijt me eigenlijk. De schermutseling dwingt tot scherpere profilering van de gedachtengang.
Gelukkig biedt de tentoonstelling van Vasarely (Gemeentemuseum Den Haag) een mogelijkheid, zonder het gelijk van eensgezinde deskundigen in twijfel te trekken, een andere beschouwing van het werk te zoeken. Een minder ‘deskundige’ zou ik bijna zeggen, omdat Vasarely’s werk op een niveau ligt dat hoogvliegerige ‘deskundigen-onder-elkaar’ tot beschouwingen stimuleert: een gesloten circuit voor de communicatie met andere ingewijden.
We komen ongeveer in het vlak van Mondriaan. Die andere constructivist. Die zich aan het eind van zijn leven ging bezighouden met problemen verwant aan die welke Vasarely stelt en er in zekere zin de logisch te verwachten uitbouw van zijn. De eis die schrijven over Vasarely stelt is dat men tot de verbeelding van zijn lezers moet spreken. En de moeilijkheid is dat Vasarely onder verbeelding iets totaal anders verstaat dan de doorsnee lezer. Tien tegen één, dat de laatste onder verbeelding iets verstaat dat het dichtst grenst aan een soort illustratieve fantasie. De ver-beelding van Vasarely, zijn fantasie, betrekt zich echter niet op fantastische voorstellingen, op een de romantiek stimulerend beeldverhaal, maar zuiver en alleen op wat men met constructieve vormen kan doen, wat ze t.o.v. elkaar betekenen. Dit houdt in dat zuiver constructieve vormen, etc. – voor hem althans – ook zonder dat wat men in het algemeen een voorstelling noemt, betekenis kunnen krijgen. Ik loop altijd graag spiedend en loerend rond op tentoonstellingen, luisterend naar wat ze zeggen.
Het steeds actiever wordend Haags Gemeentemuseum zorgt ervoor dat de gemoederen bezig zijn. Het is opvallend dat het publiek anders reageert dan op de Pop-Art tentoonstelling. Men herkent de ernst waarmee het een en ander gedaan is, terwijl men verward raakte van het schijnbar gebrek aan ernst, (of door her andere soort ernst) van de Pop Art. Men herkent ook de zuiverheid en het monnikenwerk dat verricht is. Velen echter kunnen een dergelijke diepe ernst moeilijk plaatsen t.o.v. zulke eenvoudige dingen als rechthoeken, vierkanten, cirkels. Lijnen. Veelal in het ‘simpelste’zwart, wit en grijs. Het lijkt me ook moeilijk voor hen die niet gewend zijn in deze richting te denken en te ‘zien’, te beseffen hoe ‘moeilijk’ deze ‘simpelheid’ is. En toch zijn er heel wat volkswijsheden, gemeenplaatsen, citaten in omloop, waarin de waarde van de eenvoud bejubeld wordt.
De meeste kunstenaars is het bekend hoe moeilijk vereenvoudiging is en hoe noodzakelijk. Een groot en belangrijk deel van de ontwikkeling in de diepte van een kunstenaar kan men aflezen aan zijn vermogen tot samenvatting. Zijn vermogen om in de veelheid van vormen die zich aanbiedt, in plaats van schijnbare ongeordendheid en betekenisloosheid, orde, een eenvoudiger, een omvattend principe, het essentiële te zien en te laten zien.
Het lijkt misschien een aardig werkje om geometrische vormen te rangschikken. Dan is men echter niet verder dan een decoratief spel. Daarin speelt smaak een grotere rol dan verbeelding. Het werk van Vasarely is echter iets heel anders dan rangschikken. Het is de meest intense verbeelding die met de eenvoudigste vormen denkbaar is. Het is ongehoord diep doordringen in hun betekenis, een ongemeen vermogen om, in de relatie die tussen de door hem gebruikte vormen ontstaat, de grootst mogelijke spanning te zien en te brengen. Dat betekent, dat hij om spanning op te roepen geen dramatische voorstellingen behoeft, maar deze zelfs streng en consequent afwijst. Het gaat dus om een verbeelding die aanzienlijk verder gaat dan gebruikelijk. Alhoewel men dikwijls heel wel in staat is de fascinerende spanning van technische objecten zoals bruggen etc. te ondergaan. Een spanning overigens die vooral ontstaat, omdat alles wat er aan zo’n technisch ding te zien is, alleen maar zichtbaar is omdat het er moest zijn. Er is geen overtolligheid. En zelfs degeen die de technische berekening, de gedacht die er aan ten grondslag ligt, nooit zal kunnen volgen, ervaart via de taal van de vorm het evenwicht van spanningen, waardoor het geheel een functioneel lichaam blijft dat niet bij gebrek aan spanning of door overspanning uit elkaar zal vallen. Verschil is er natuurlijk in de betekenis die de vorm voor de ingenieur en voor de kunstenaar heeft.
En toch is dat verschil misschien meer een kwestie van accent. Want voor beiden krijgt de vorm tenslotte betekenis. Een betekenis die voor de ingenieur misschien ophoudt bij de bruikbaarheid, maar voor de kunstenaar vooral een kwestie is van zichtbaar maken van een visie. De tentoonstelling van Vasarely is uitermate fascinerend. Mijn ervaring was geconfronteerd te worden met iets groots, met een vernietigende ernst, met een door niets te chanteren, onomkoopbare en tot geen enkele concessie geneigde WIL. Zoal gezegd, het werk van Vasarely is constructivistisch. Hij werkt met geconstrueerde, allereenvoudigste vormen. Een speciaal aspect ervan is echter de dynamiek. Dat is er echter ook het probleem van.
Want het zonderlinge feit doet zich voor, dat wat men geneigd zou zijn te duiden als statische, construerende, wetmatige, zorgvuldige schilderkunst, dynamisch, in hoge mate, blijkt te kunnen zijn. We zijn wat dat betreft natuurlijk een beetje verpest door de abstract-expressionistische mode, waarin ‘echte’ dynamiek samenviel met driftige bewegingen. Met ontladen van emotie op nonchalant bezeten wijze. Men vergeet al gauw dat ‘echte’ emotie, ‘echte’ spanning, etc. helemaal niet getrouwd zijn met wilde gebaren, maar zich ook op andere wijze, nl. beheerst, kunnen ontladen. Het is zelfs de vraag of langzaam en met ijzeren consequentie opvoeren van oppervlakte spanning, zonder één moment hysterisch te gaan doen, niet uitputtender spanning teweegbrengt en zodoende oplost. Het gaat hier om de betekenis van vorm, lijn en kleur. En een van de mogelijke betekenissen is dat men dynamiek kan uitbeelden zonder naar het middel van voortsnellende figuren te grijpen. Begrijp me goed dat ik daar overigens niets op tegen heb. Ik zelf zou waarschijnlijk nooit naar iets anders dan dergelijke suggesties grijpen. Dit komt omdat de psychologische betekenis van het kunstwerk voor mij een andere is dan voor Vasarely. Waar voor mij persoonlijke problematiek een plus voor het werk kan betekenen, zal zo iets voor hem waarschijnlijk juist een min zijn.
Het gaat erom dat men zeer essentiële dingen al in de betekenis van de pure vorm zelf, zonder literaire fantasie, kan vinden. Of, als men het daar niet mee eens is, zulk een betekenis eraan kan geven. Het actuele in Vasarely’s kunst ligt t.o.v. Mondriaan, die overigens het geval wel aansneed in zijn laatste werken, in de dynamiek. Ervan uitgaand dat men door bepaalde accentuering van vormen een wezenlijk beeld van verspringing te voorschijn roept. Dit verspringen nu is een belangrijk facet in Vasarely’s werk en suggereert beweging en dus ook ruimte.
Voor beweging is ruimte nodig. Ruimte ontstaat en wordt zichtbaar door beweging. Men kan lijnen, banen, vlakken ombuigen of breken of hun voortzetting onderbreken door ze van wit naar zwart te laten wisselen. Daardoor ontstaat het effect van verspringen. In het kader van de ‘recherches d’art visuel’ is Vasarely nog consequenter geworden. Hij plaatst doorzichtige platen, van soms geprofileerd materiaal achter elkaar. Ze zijn voorzien van vormen die voor het oog van de zich erlangs bewegende toeschouwer, de ‘spectateur actif’, verspringen.
Tijdens de persconferentie raakte ik natuurlijk toch wel weer een beetje slaags met enkele critici die de grootste ‘schoonheid’ meenden te vinden in de werken van Vasarely die het meest aansloten bijbij de idee van ‘rustige, harmonieuze, uitgebalanceerde, doorgecomponeerde conceptie’. Hier was ik het, zonder de waarde van bedoelde werken te durven of willen aantasten, niet mee eens. Ze leunen voor mij meer aan tegen de zeer bekende abstracte concepties. Ze leunen, zij het in zeer eigen vorm, aan tegen de welbekende vormen van het constructivistische abstracte schilderij.
Voor mij wordt Vasarely echter pas goed Vasarely als hij minder algemeen aanvaardbaar wordt. Misschien komt dat, omdat datgene wat afwijkt mijn interesse opwekt. Want in de afwijking van her grote schema ligt dikwijls het meest persoonlijke. De Vasarely waar ik het nu over heb, is de Vasarely van de visuele experimenten. Daar wordt hij voor mij ‘gek’. Ik zie dan iets wat ver de perken van abstractie, zelfs van dynamiek en het kinetische suggererend abstracte te buiten gaat. Ik zie dan iets met enorme zuigkracht.
Ik doel hier o.a. op en schilderij dat uit een duizelingwekkend aantal zwarte en witte blokjes is opgebouwd. Een soort eindeloos gespiegeld en uitgedijd en gedeformeerd schaakbord. Gespiegeld in holle en bolle spiegels. Waardoor een zuigende, duizelingwekkende Vasarely ontstaat. Iets dat in de verte doet denken aan de angst opwekkende, de vervreemding zichtbaar makende deformatie van surreële perspectieven. Misschien komt het alleen maar omdat ik aan hoogtevrees e.d. lijd en bepaalde perspectieven mij duizelig en misselijk maken en mij desalniettemin meer trekken dan wat ook; maar daar krijgt Vasarely een grote psychische betekenis. Daar wordt hij zonder van gruwelplaatjes gebruik te maken onheilspellend. Zonder na te doen wat men in surreële films met perspectieven uithaalt. Daar is hij ondanks de ‘anti-persoonlijke-problematiek-theorieën’ vol ‘persoonlijk’ problematiek. Echter op volslagen zuivere manier, Grand Guignoleffecten versmadend.
GEORGE LAMPE